Index
Introductie
Boeken
Nieuw verschenen
Boeken bestellen
Artikelen
Lezingen
Cursussen
Adviezen
Projecten
Franse brevieren
Souterliedekens
Anglican chant
Lectionarium
Lied van de maand
Gezangboek
Voor de cantor
Het Geneefse Psalter
Getijdenboek
Paastabellen
Directorium
Verwijzingen
Contact
Gastenboek
Impressum

Psalm 49

1          Voor de koorleider. Van de Korachieten. Een psalm.

2          Neemt dit ter ore, gij volkeren, alle!
            Hoort toe, ieder die woont in de wereld,

3          simpele lieden en hoge heren,
            rijk en arm tegader.

4          Mijn mond gaat diepe wijsheid spreken,
            wat omgaat in mijn hart is zuiver inzicht,

5          ik leen mijn oor aan een lering
            en ontsluit mijn geheim bij de citer.

6          Waarom zou ik vrezen,
            wanneer de dagen kwaad zijn,
            als overal op mij afkomt
            de gemeenheid van wie mij belagen,

7          van wie zich op hun vermogen verlaten
            en op hun grote staat zich beroemen?

8          Er is toch geen mens die zichzelf daarmee vrijkoopt
            en Gode zijn losgeld kan geven?

9          Te hoog is immers de prijs voor zijn leven
            en in eeuwigheid ontoereikend

10        om hem voort te doen leven voor altijd,
            om hem nimmer de groeve te laten aanschouwen.

11        Veeleer ziet men, dat wijzen zelfs sterven,
            dat dwazen en redelozen gelijk te niet gaan

            en aan anderen hun bezit moeten laten;
12        het graf wordt hun eeuwige woonstee,

            hun verblijf van geslacht op geslacht,
            al schonken zij hele landen hun namen.

13        De mens is met al zijn weelde niet blijvend,
            maar gelijkt op het vee dat ten dode gedoemd is.

14        Zo is de weg van hen die op zichzelf vertrouwen,
            het einde van wie graag zichzelf horen spreken:                                      sela

15        ze dalen in ’t dodenrijk neer:
            schapen, met de dood als herder,
            zo zinken ze regelrecht neer in de groeve,

            waar hun gedaante vergaan zal
            en het oord van de dood hun verblijf wordt.

16        Maar mijn leven zal God verlossen
            uit de greep van het rijk der doden,
            daar Hij mij bij zich zal nemen.                                                                   sela

17        Verontrust u dus niet als een mens komt tot rijkdom,
            wanneer van zijn woning de welstand vermeerdert,

18        want niets van dat al neemt hij mee bij zijn sterven,
            zijn rijkdom zal hem neerwaarts niet volgen.

19        Al prijst hij zich bij zijn leven gelukkig:
            “Men acht je hoog, nu je in zo goeden doen bent!”,

20        toch komt hij terecht waar zijn vaderen bijeen zijn,
            die nooit meer het zonlicht aanschouwen.

21        De mens die in weelde leeft, maar zonder inzicht,
            die gelijkt op het vee dat ten dode gedoemd is.




terug naar de index van de Souterliedekens

Koenraad Ouwens  | info@koenraadouwens.com

to Top of Page